Van wie is de grond?


Lang hebben sociaaldemocraten een politiek punt gemaakt van grondpolitiek. Kabinetten liepen daarop vast in de jaren vijftig, zestig en zeventig van de vorige eeuw.

De essentie was dat wat voorheen goedkope grond was (bestemd voor landbouw) opeens veel meer waard werd als er woningen op gebouwd mochten worden. Grondspeculatie was daarvan het gevolg: ontwikkelaars en andere slimmeriken verwerven lang van te voren landbouwgronden in de verwachting (hoop) dat daar ooit woningen gebouwd mogen worden.
Die ‘meerwaarde’ behoorde de gemeenschap toe, aldus de sociaaldemocraten. En de prijsontwikkeling van grond zou moeten worden gereguleerd om zo te komen tot betaalbare woningen.

Wie nu op zoek gaat naar politieke standpunten over grondpolitiek, komt (los van het afkopen van erfpacht in steden) niet ver. Eigenlijk is dat best bijzonder. De waarde van grond is immers een van de bepalende factoren van de uiteindelijke prijs van een woning. En veel instrumenten om daar wat aan te doen heeft de politiek niet, op de wet voorkeursrecht gemeenten na. Die wet regelt dat lokale bestuurders gronden kunnen aanwijzen die eerst te koop moeten worden aangeboden aan de gemeente.
Met Tweede Kamer-verkiezingen op komst in 2021 is er alle reden voor politici die zich druk maken over schaarste en de prijsontwikkeling op de woningmarkt om stelling te nemen over grond(prijzen).

Een ingreep kan niet alleen goed zijn voor de woningmarkt, maar ook voor het politieke debat in Nederland. Naast ‘kapitaal’ en ‘arbeid’ is ‘grond’ immers één van de hoekstenen van het kapitalisme. Ik verheug me nu al op een ouderwets principieel debat.

Bron: cobouw.nl