In de provincies waar de meeste huizen gebouwd moeten worden, kampt de woningbouw met grote problemen. Er worden veel minder woningen opgeleverd dan gewenst. En de lat voor betaalbare woningen ligt in sommige provincies te hoog. Dat blijkt uit gesprekken van Cobouw met woningbouwcoördinatoren en gedeputeerden bij de provincies.
De provincies Noord- en Zuid-Holland en Noord-Brabant lijken er niet in te slagen de woningbouwproductie op korte termijn te versnellen. Deze drie provincies hebben de meeste woningen en de grootste nieuwbouwopgave (zie kader). Ze zien hun bouwproductie echter dit jaar al fors achterblijven op hun doelstellingen. Hoge bouwkosten en een verstoorde toeleveringsketen vormen de voornaamste struikelblokken.
Alle provincies moeten op 1 oktober een definitief “woonbod” doen aan minister Hugo de Jonge (VRO) met daarin hoeveel woningen ze tot en met 2030 denken te kunnen gaan bouwen. De Jonge heeft de provincies gevraagd om de productie zoveel als het kan te versnellen. Hij streeft ernaar jaarlijks landelijk 100.000 woningen toe te voegen. Tot en met 2030 moeten er 900.000 bijkomen. Twee derde moet in het betaalbare segment vallen.
Financiële risico’s
“900.000 gaan we, zoals het nu gaat, waarschijnlijk niet halen”, zegt Lex Brans, bouwambassadeur namens de provincie Noord-Holland. “De markt zit tegen”, geeft hij als belangrijkste oorzaak. De voorlopige cijfers over het aantal opgeleverde woningen dit jaar beloven niet veel goeds. “We verwachten dat we de doelstelling van 17.500 woningen dit jaar niet gaan halen, laat staan de 21.000 die de minister graag wil. Als we de 14.000 halen, dan hebben we het goed gedaan.” Het ministerie van Binnenlandse Zaken is ingeseind. “We hebben gezegd: er is storm op komst.”