De rijksoverheid moet bij het beschikbaar stellen van geld voor het versnellen van de woningbouw meer oog hebben voor de samenhang met mobiliteit, energie, klimaat, natuur en landschap. Eerdere financiële bijdragen van het Rijk waren gericht op concrete sectorale projecten, waarmee de versnelling van de woningbouw goed van start is gegaan. Maar voor het vervolg voldoet deze ‘verkokerde aanpak’ niet meer. Een ‘integrale en programmatische aanpak’ is nodig om de woningnood echt te kunnen oplossen. Daarvoor pleiten de samenwerkende overheden in de Metropoolregio Amsterdam (MRA) in een brief aan minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening Hugo de Jonge en minister van Infrastructuur en Waterstaat Mark Harbers.
De brief is namens de 33 MRA-deelnemers ondertekend door gedeputeerde Cees Loggen van de provincie Noord-Holland, voorzitter van het MRA-platform Ruimte, en gedeputeerde Jan de Reus van Flevoland, voorzitter van het MRA-platform Mobiliteit.
Verantwoordelijkheid MRA in woningbouwopgave
De gedeputeerden schrijven zich te realiseren dat de MRA een belangrijke verantwoordelijkheid heeft in de landelijke woningbouwopgave. Vóór 2030 kunnen in de MRA 175.000 woningen worden gebouwd. Maar het gaat niet alleen om stenen stapelen. Bij die woningen horen voorzieningen en werkgelegenheid. De infrastructuur voor mobiliteit, maar ook voor energie, klimaat en groen moet op orde zijn. Er wordt immers niet alleen gebouwd aan woningen, maar aan complete steden en samenlevingen. Er zit een grens aan de woningbouwopgave als deze randvoorwaarden niet worden ingevuld.
Op korte termijn wordt de woningbouwopgave bedreigd door belemmeringen, zoals stikstof en de geluidsnormen van Schiphol. De woningbouwopgave is niet alleen groot, maar vooral ook complex, stellen Loggen en De Reus vast. ‘De problematiek rondom stikstof belemmert overal in Nederland de woningbouwopgave. Hetzelfde geldt voor de bodem/wateropgave en energie. De onzekerheid die dit meebrengt, maakt dat een projectgestuurde aanpak niet meer voldoet. De MRA pleit daarom voor een integrale en programmatische aanpak om de woningbouwopgave in samenhang met de noodzakelijke ruimtelijke voorwaarden ook daadwerkelijk te kunnen realiseren. Voor nu en voor de lange termijn.’