In Nederland groeit de strijd om de landbouwgrond. Boeren, burgercollectieven en natuurorganisaties concurreren met elkaar om hun doelen te verwezenlijken. Burgers willen grond om te kunnen eten van extensieve teelten. Boeren willen voldoende volume kunnen oogsten om de kosten van hun machinepark te kunnen bekostigen. Natuurorganisaties willen land om meer natuur te kunnen maken. De concurrerende vraag naar grond van die drie groepen kopers drijft de prijzen op.
Nederland telt 1,8 miljoen hectare landbouwgrond. Die lappen grond zijn niet alleen van belang voor de traditionele landbouw, maar ook voor nieuwe initiatieven die zich richten op natuurherstel en extensieve landbouwmethoden die in de volksmond duurzaam worden genoemd, maar door voorstanders van landsparing – zo weinig mogelijk grond voor landbouw gebruiken om meer over te houden voor natuur – juist als onduurzaam worden gezien.
Boeren, met name veehouders, zoeken extra land vanwege aangescherpte mestregels vanuit de Europese Unie. Die maken het voor hen essentieel om meer landbouwgrond te verwerven voor mestverwerking. Tegelijkertijd proberen burgercollectieven, zoals Herenboeren en Land van Ons, landbouwgrond te kopen om die in te zetten voor duurzame voedselproductie en biodiversiteit. Herenboeren heeft inmiddels 22 boerderijen in beheer waar burgers samen met ingehuurde boeren natuurvriendelijk voedsel produceren. Daarnaast heeft Land van Ons zo’n 350 hectare verworven met als doel om de biodiversiteit te herstellen. Beide organisaties hebben ambitieuze groeiplannen, maar ondervinden veel moeilijkheden vanwege de felle concurrentie om grond.